Een opmerkelijk telefoontje vanuit Arzens naar Amsterdam, begin deze week. Ief is twee weken met Marian, Ineke en Sonja op Bellevue voor zomerwerk. Maar na een aantal dagen is er een probleem.
‘Al het werk is gedaan, we kunnen niet verder, weet jij nog een leuke klus?’, vraagt Ief.
Dat was in 20 jaar nog nooit gebeurd. De ondersnoei was al voor de tweede keer gedaan, snoeifoutjes uit het verleden waren gecorrigeerd. Er was geschoffeld. Honderden gerooide stammen van twee Merlot-velden waren van het land gehaald. De oude kastanjepaaltjes waren gestapeld. Waar het kon, waren de ijzerdraden omhoog gebracht en de uitlopers ingestopt.
De wijngaard is ondertussen mooi in bloei gekomen. Het was zowaar tien dagen droog, dus de kleine vruchtbeginseltjes zijn keurig bevrucht door de pollen.
‘Er is geen werk meer’. Het moet niet gekker worden.
Lap dan de ramen van het huis maar! ‘Hebben we al gedaan.’
Maak dan de warmtepomp maar schoon. ‘Is al gebeurd.’
Schrob het terras dan, na een regenbui. ‘Natuurlijk, dat hebben we gedaan.’
Nou, schilder dan de houten kozijnen van de acht ramen op de bovenverdieping maar? ‘Ah, goed idee, we gaan verf kopen.’
Toen braken toch nog inspannende dagen aan in deze, ook in Frankrijk, wisselvallige voorzomer, waarin warmte en regen elkaar afwisselen. De laatste dagen moesten de vier dames alsnog alle zeilen bijzetten om de druiven zo strak en zo hoog mogelijk onder de draden te krijgen. Soms slechts vijf centimeter, maar toch. Het geeft de plant meer steun en houvast en de kans op breuk van takken en trossen neemt erdoor af.